Dutch Design Daily

1 / 27

By

By

By

By

By

By

By

By

By

By

By

By

By

By

By

By

By

By

By

By

By

By

By

By

By

By

By
Dutch Design Daily www.dutchdesigndaily.com

In memoriam Frederike Huygen

By 10-07-2023


Afgelopen zondag, 9 juli, overleed designhistoricus Frederike Huygen in Amsterdam.

Frederike Huygen studeerde kunstgeschiedenis in Leiden en Amsterdam en specialiseerde zich in vormgeving. Begin jaren tachtig werd zij conservator in Museum Boijmans Van Beuningen Rotterdam waar zij een collectie vormgeving opbouwde en tentoonstellingen organiseerde. Daarnaast zat zij in de redactie van tijdschrift Items en publiceerde zij in andere periodieken. Sinds 1996 is Huygen werkzaam als freelance onderzoeker en publicist.

Zij doet onderzoek en publiceert over vormgeving in de ruimste zin des woords. Schrijft artikelen, essays en boeken, en redigeert. Docent aan de UvA. Initiatiefnemer van de stichting Designgeschiedenis Nederland.

In 2015 schreef Frederike Huygen voor Dutch Design Daily een serie artikelen over een aantal van haar favoriete onderwerpen binnen Nederlands design erfgoed. Naar aanleiding van haar overlijden herhalen we vandaag deze serie artikelen.

 

ONE WEEK ABOUT Heritage door Frederike Huygen – juli 2015
Frederike Huygen is auteur en onderzoeker, was conservator industriële vormgeving in Museum Boijmans Van Beuningen te Rotterdam; doceert aan de VU en is voorzitter van de stichting Designgeschiedenis Nederland; publiceerde boeken over onder andere Wim Crouwel en Jurriaan Schrofer.

Designgeschiedenis en erfgoed, zijn het nog steeds woorden die automatisch verbonden worden met saaiheid en stoffigheid? De geschiedenis wordt al anderhalve eeuw geplunderd door ontwerpers en fabrikanten, op zoek naar inspiratie. Nieuw is een betrekkelijk begrip, recycling is van alle tijden. Het verleden biedt soms prachtige dingen en daarvan laat ik deze week wat voorbeelden zien. Vandaag: stalenboeken uit de textielindustrie, die ik op de expositie Design Derby in het Boijmans zag: wel stoffig, verre van saai. Deze komen uit de 19e en 18e eeuw; enkele van het Textielmuseum en er is een wevershandboek bij (zwart-wit). Wat een schitterend onderwerp voor een studie en een publicatie!

Piet Zwart
Het eerste ontwerpersarchief waar ik ooit indook, was dat van Piet Zwart. Hij bewaarde werkelijk alles: kladbriefjes en kattebelletjes, aantekeningen waarin hij zijn ongezouten mening spuide. Destijds lag het bij zijn weduwe thuis. Om de haverklap stond een museumdirecteur op de stoep, want iedereen wilde het wel hebben. Mevrouw Zwart hield ze aan het lijntje want ze was dol op aandacht. Aan ieder deelde ze wat uit, zodat het archief verspreid raakte. Nu ligt het meeste in het RKD (Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie) en in het Haags Gemeentemuseum.

Zwart was een allround vormgever, maar vooral zijn grafische werk is nog steeds levendig alsof het gisteren gemaakt is. Voor de firma Bruynzeel ontwierp hij vanaf de jaren dertig tot in de jaren zestig deze maandelijkse vloeibladen, die naar relaties werden gestuurd. Ze zijn 9,7 x 22 cm. Ook hier mag wel eens een publicatie aan gewijd worden.

Jurriaan Schrofer
In 2013 schreef ik een lijvige monografie over Jurriaan Schrofer (1926-1990), een duizendpoot die vooral grafisch ontwerper was, maar ook art director, docent, kunstbestuurder en kunstenaar. Ook was hij een pionier in het vormgeven van fotoboeken. Van hem bleven, ondanks talloze verhuizingen, heel veel schetsen bewaard. Ook ontwerp- en drukproeven liggen in zijn archief (Bijzondere Collecties/Wim Crouwel Instituut Amsterdam). Het bood een mooie gelegenheid om druk- en werkprocessen te documenteren en de schets van de ontwerper als genre eens apart te belichten. Zo ontstond vorig jaar het boek Schrofer Sketches, uitgegeven door Lecturis. Een paar fraaie tekeningen daaruit laat ik graag zien.

John Ruskin
Dit jaar gaf ik een college over John Ruskin, een Britse criticus uit de negentiende eeuw. Zijn leven en zijn theorieën zijn ook voor vandaag inspirerend. Hij bewonderde de gotiek en schreef over imperfectie, omdat hij zich tegen de beschaving en de standaardisatie van zijn eigen tijd keerde. Rijkdom aan details en de eigen inbreng van de ambachtsman waardeerde hij onder andere in dit houtsnijwerk in een kerk in Lancaster uit de veertiende eeuw. Door kleine variaties aan te brengen gaf die er zijn eigen, persoonlijke draai aan. Elke boog en elk onderdeel is ietsje anders. Deze afwisseling noemde Ruskin ‘delight’. Hij ontwikkelde eigenlijk al een theorie over ornament gekoppeld aan zinvolle arbeid. Ook andere begrippen van hem zouden we opnieuw kunnen toepassen, bijvoorbeeld ‘rudeness’ en ‘savageness’.

Wim Crouwel
Op dit moment ben ik bezig met een geheel nieuw en Engelstalig boek over Wim Crouwel, dat Lex Reitsma gaat vormgeven. Het is een heel gepuzzel om afbeeldingen goed te kiezen en mooi te plaatsen, maar erg leuk werk. Belangrijk is dat er heel veel werk van het Stedelijk Museum in komt, want we denken dat we dat goed kennen, maar is dat wel zo? Meestal zie je overal altijd dezelfde afbeeldingen. Bovendien heb ik ontdekt dat het verhaal over het ontstaan van het New Alphabet heel anders in elkaar zit. Soms moet je goed zoeken en doorzoeken om iets te vinden. Soms levert dat niks op (frustrerend), soms ook wel (hoera). Bijna alle Stedelijk-catalogi zijn voor deze gelegenheid gescand… een Sisyfusarbeid (dank Mariska Bijl)! Bij wijze van voorproefje heb ik er een paar uitgezocht uit de periode 1963-1985.

Matisse
Het aller- allermooiste op de Matisse-tentoonstelling in het Stedelijk Museum Amsterdam zijn de kazuifels die hij ontwierp voor de Rozenkranskapel in Vence (1952): schitterend van kleur en van compositie. Er is in de bovenzaal ook een ontroerende documentaire te zien over het ontstaan van deze kapel waarvoor Matisse werkelijk alles heeft ontworpen. Dit gesamtkunstwerk ontstond eigenlijk bij toeval en door de bijzondere relatie van de kunstenaar met een zuster van de dominicaner orde, die hem verzorgde. Toevallig is er ook een expositie in het Catharijneconvent in Utrecht waar allerlei oude liturgische gewaden te bezichtigen vallen, die al even prachtig zijn gemaakt.

Stedelijk Museum
We blijven nog even in het Stedelijk Museum. Design verzamelen is één ding, maar hoe stel je het ten toon? De afdeling toegepaste kunst zal weer gaan veranderen en staat dus voor grote vragen. Hoe zorg je ervoor dat een stel inerte voorwerpen tot leven gebracht wordt? Een permanente opstelling is interessant voor buitenlanders die de collectie niet kennen en kan fijn zijn om telkens te bezoeken. Maar ze kan ook snel gaan vervelen en statisch overkomen. De objecten moeten de hoofdrol spelen, maar zeggen ze op zichzelf voldoende? Moet het in een brave chronologie, of gewoon eens alles door elkaar gooien en wild associatief groeperen op vorm of kleur… Het statische karakter zou in ieder geval doorbroken moeten worden.