08-07-2022

Dutch Design Daily

1 / 16

By

By

By

By

By

By

By

By

By

By

By

By

By

By

By

By
Henk Lamers & Jeanne de Bont -

Vroege ontwikkeling van een digitale GUI bij Océ

By 08-07-2022

Dutch Design erfgoed

In 1987 had de Océ 6750 high-end laserprinter een naamsverandering ondergaan en heette voortaan de Océ 6750 document printer. Deze werd ingezet om zwart-wit documenten te printen met een printkwaliteit die behoorlijk dicht bij de kwaliteit van traditioneel zwart-wit drukwerk kwam. De printer werd inmiddels ook gebruikt om het proces van informatie management te verbeteren. Want voortaan konden documenten op een redelijk eenvoudige manier in huis geproduceerd worden. Dat was heel innovatief in die tijd. Veel van Océ’s toekomstige klanten hadden echter een eigen huisstijl en wilde die ook gebruiken bij het printen van hun documenten.

Maar om dat te kunnen heb je een professioneel document opmaaksysteem nodig met een GUI top-layer. GUI staat voor Graphical User Interface. Deze bestaat uit grafische widgets zoals vensters, menu’s en icons. Het is te vergelijken met een analoog bureaublad. Het maakt ook gebruik van vergelijkbare objecten zoals folders, documenten en handelingen zoals: selecteren, knippen, kopiëren, plakken, verslepen en neerleggen. Binnen Océ Research & Development werd nagedacht over de koppeling van een GUI met de Océ 6750.

Destijds waren er enkele systemen op de markt gekoppeld aan specifieke hardware van Xerox, Apple, Microsoft of IBM. Omdat nieuwe productontwikkeling binnen Océ erg langzaam verliep werd het bedrijf al snel genoodzaakt om te gaan kijken naar Original Equipement Manufacturers (OEM’s). Een aantal boden GUI softwarepakketten aan die redelijk platform onafhankelijk waren zoals: Open Look (UNIX, Sun Microsystems), Motif (UNIX), FrameMaker (Sun OS, Apple), Interleaf (Sun, Apollo, DEC, HP, IBM en SGI), Sunview (SunOS) en PageMaker (Apple, IBM, HP). De computerindustrie herkende plots ook de noodzaak van een GUI waarbij ze deze in konden zetten ter promotie van hun eigen look and feel. Uit die tijd stammen woorden als WYSIWYG (What You See Is What You Get). En natuurlijk DTP (DeskTop Publishing).

Maar de ontwikkeling van de Océ GUI verliep, voor de Typografische Groep, op een verassend onverwachte manier. In het begin van 1987 kregen we het verzoek om een schermfont te maken voor de OS-91. Wij wisten toen nog niet wat de OS-91 was. De specificaties voor het font werden aangeleverd door het OS-91 project. Het belangrijkste was dat ze vooral goed leesbaar moesten zijn. En op de tweede plaats moesten ze de scherm-resolutie zo optimaal mogelijk benutten. Het moest dus een zeer functioneel letterontwerp worden. Nu is de ‘speelruimte’ bij een functioneel goed leesbaar en zuinig lopend schermfont beperkt. Na wat testen kwamen we uit bij een font van veertien pixels hoog. Voor de letterbreedte namen we het aantal pixels dat minimaal per letter, of teken, noodzakelijk was. Ik maakte een eerste ontwerp-versie voor het font en Martin Majoor en Jeanne de Bont kwamen met kritische opmerkingen die ik verwerkte in de uiteindelijke versie.

Toen wilden we ook zien wat het OS-91 project er mee ging doen. Wat we te zien kregen was de GUI van FrameMaker met daarin het schermfont dat wij hadden ontworpen. Dat was het moment waarop we vonden dat we met de OS-91 projectleider, Martin Waaijer, moesten gaan overleggen. Wat duidelijk gemaakt moest worden is dat de verandering van het lettertype in FrameMaker niet een ander product oplevert. Als deze GUI een Océ GUI moest worden dan moest het ook de Océ identiteit uitstralen. En dat heeft als consequentie dat er een totaal nieuwe Océ GUI ontworpen moest worden. Dat veranderde de zaak want we konden nu ook onze (typo)grafische- en layout-technische kennis in de GUI kwijt. Op dat moment waren we ons niet bewust van het feit dat er in Nederland nog geen GUI ontwerpers waren. Er waren ook nog geen opleidingen voor. Vandaar dat er niets anders op zat dan het zelf te doen.

Om een GUI te kunnen ontwerpen moest mijn functiebeschrijving veranderd worden. Die nieuwe beschrijving luidde als volgt: Het doel van de functie is het zodanig specificeren en realiseren van de user-interface voor typografische functionaliteit en kwaliteit, dat de eisen ten aanzien van functionaliteit, gebruikersvriendelijkheid en corporate identity gerealiseerd worden. Een hele mond vol maar het kwam erop neer dat je in alle gevallen zorgt dat de Océ GUI huisstijl op ieder medium doorgevoerd wordt. En dat had nogal wat consequenties want er was nauwelijks een Océ GUI huisstijl. Afgezien van de displays in de copiers en printers

Alle technici die voor het OS-91 project werkten zaten in een ander gebouw dan Industrial Design waar wij werkten. Op de Océ R&D campus werkten zo’n duizend mensen, grotendeels mannen met een wetenschappelijke en technische achtergrond. Als ontwerper kwam je niet vaak in de projectruimtes, behalve als je iets moest controleren of een vergadering moest bijwonen. Om een GUI te ontwerpen had het de voorkeur om direct samen te werken met de andere projectleden. Dus verhuisden we naar de OS-91 projectruimte. Dat was een compleet andere wereld waar men niet of nauwelijks gevoelig was voor design. Laat staan voor het functioneel gebruik van zwart, wit of grijswaarden.

Het vraagt de nodige flexibiliteit van een ontwerper om een open discussie te houden met wetenschappelijk opgeleide technici over je ontwerpen. Daarom begonnen we met een analyse van FrameMaker. Het softwarepakket dat toen op een SUN 3/50 draaide. We bestudeerden alle details van de GUI. Vervolgens zochten we naar overeenkomsten die een Océ GUI mogelijk zouden kunnen maken. Wat zijn de elementen die een identiteit kunnen ondersteunen? Zijn dat alleen het zwart, wit en de grijswaarden? Is het lettertype essentieel? We kwamen erachter dat het veel meer was dan dat. Bijvoorbeeld de toon van de taal die je gebruikt. De icons in de menu’s. De patronen in de achtergrond. De manier waarop windows zich gedragen en ge-layout zijn. Plots ontstond er een totaal nieuwe digitale dimensie die aan de Océ huisstijl toegevoegd kon worden.

We verdiepten ons niet zozeer in de gebruikers omdat we slechts vaag wisten wie de gebruikers van het systeem zouden zijn. We zorgden er voor dat er zoveel mogelijk kennis en functionaliteit die wij hadden op het gebied van document-ontwerp in het systeem kwam. Dat gaf natuurlijk (oplosbare) problemen met de projectleden en voer voor discussie want de elementen die we aandroegen waren, in hun ogen, puur cosmetisch. Dan moet je alles wat je geleerd hebt als grafisch ontwerper kunnen overbrengen aan de rest van de projectleden. Dat lukte heel langzaam na verloop van tijd. Je moet vertrouwen opbouwen binnen het project. Er was een moment dat ik naast Cris Hinssen zat en die implementeerde dan meteen onderdelen van de Océ GUI in de software. Vorm is een ding maar wij wilden vooral ook inhoudelijk een bijdrage leveren.

Ik werd gevraagd om in de TC (Technische Commissie) van de OS-91 plaats te nemen. De TC kwam een keer in de veertien dagen bij elkaar om alle (bug)rapporten die het project produceerde te bespreken. Ik werd verantwoordelijk voor het ontwerp van de Océ GUI. Dat bracht wel een lawine aan theoretische ballast met zich mee. Want ik moest alle rapporten doornemen die in het project werden geschreven door alle collega’s van het OS-91 project. Je hoeft niet alles te begrijpen (werd er gezegd) maar je moet wel je inbreng tonen als het je vakgebied raakt. En omdat je niet weet of de inhoud van een rapport je vakgebied raakt moest ik wél alles lezen en proberen te begrijpen.

Het ontwerpen van de Océ GUI bestond gedeeltelijk uit het bepalen van de vorm. Hoe is de user-interface vormgegeven? Hoe ziet de desktop eruit? Hoe zien de rulers, icons en icon selecties eruit? Welke vorm gebruiken we voor de pop-up en pull-down menu’s? Hoe zien de forced dialogues, de standard en local property sheets eruit? Hoe zijn de scrollbars, doorselecties en het startup screen ontworpen? Hoe zien error messages eruit? Eigenlijk gaat het over alles wat er gebeurt en wat je ziet op het scherm. Inclusief het gedrag.

Een ander gedeelte van de Océ GUI is de functionaliteit die je nodig hebt om documenten en huisstijlen van klanten te kunnen ontwerpen. Hiervoor maakten we een flowchart waarin alle windows werden afgebeeld binnen de Océ GUI. Daaronder vielen ook zaken als het gebruik van een grid. En hoe ontwerp je de layout van een document. Welke tools heb je daarvoor nodig. Je moet daarvoor over de basic ontwerp-onderdelen gaan nadenken waar het vak grafisch ontwerpen op is gebaseerd. Wat is het eerste wat je doet, als ontwerper, als je een layout ontwerpt? We wilden de kennis, die je hebt als grafisch ontwerper, beschikbaar maken voor de gebruiker door hem eenvoudige technische mogelijkheden aan te reiken.

Half December 1988 had ik een discussie-document klaar waarin uitgebreid behandeld werd wat het formaat en de inhoud van de Océ GUI moest zijn. Ook was de Océ GUI helemaal gespecificeerd in pixels. In 1989 had er weer een naamsverandering plaatsgevonden. Van OS-91 project naar Océ 6000 systeem. Ook hadden we met Teus Hagen (eigenaar van het totale platform voor software ontwikkeling) ons eigen werkstation uitgezocht. Een Sun SPARCstation met een zeventien inch monitor en twee keer honderd Megabyte interne disk. Kosten? 24.000 Gulden. Ik werkte nauw samen met Fred Langelaan die kort daarna de overstap naar de afdeling marketing van Océ maakte. Hij ging het Océ 6000 systeem in de markt zetten.

Inmiddels werkte ik samen met Jeanne de Bont in het Océ 6000 project omdat het veel werk was. Op een bepaald moment kwam Fred Langelaan naar ons toe met de vraag of we documenten konden ontwerpen die speciaal afgestemd waren op een klant: de Provincie Noord-Brabant. Die documenten wilde de marketingafdeling aan hen laten zien om de mogelijkheden van het Océ 6000 systeem aan te tonen. Om te beginnen stelden we voor om een verzameling te maken van de belangrijkste onderdelen van de huisstijl van de Provincie Brabant. Zoals een briefpapier, vervolgvel en een jaarverslag. Die documenten zouden we re-designen via het Océ 6000 systeem.

Maar de marketingafdeling vond dat ze natuurlijk niet alleen met de huisstijl van de Provincie Noord-Brabant de markt op konden gaan. Dus stelde we voor om een serie voorbeeld-documenten te maken. Het werd een huisstijl voor een fictieve instelling: Napier Edge Advertising (NEA). Samen met Joost Klinkenberg (oud-Total Design collega) maakten we ontwerpen en schreven we de teksten voor het NEA briefpapier, een factuur, een nieuwsbrief, een kalender, een symposium en een jaarverslag. We zetten de NEA huisstijl in het Océ 6000 systeem. Op den duur ging dat zo makkelijk dat ik niet meer op papier schetste maar direct via het Océ 6000 systeem ontwerpen maakte.

Ook Joost Klinkenberg herinnert zich, dat hij documenten, ontwerpen en teksten direct op het Océ 6000 systeem in Venlo invoerde. En dat zonder cursus, toelichting of handleiding. ‘Henk haalde mij de eerste dag ’s morgens bij de receptie op, duwde mij achter een systeem met scherm en zei: ‘Nou, succes!’. Ik dacht: dat komt omdat Henk wil kijken hoe ik het ervan afbreng; het is een test! De afdeling Marketing zit hierachter! Verrassend genoeg ondervond ik geen enkel probleem bij het realiseren van de documenten. De interface was herkenbaar voor mij als ontwerper. Ik had ervaring met de terminologie van het Aesthedes Design System en met die van de Apple Macintosh II, inclusief de pakketten Pagemaker en FreeHand van Aldus. En natuurlijk inhoudelijke documentkennis. Ik verwachtte, dat ik na afronding van de klus (de test!) ernstig bevraagd zou worden naar de ervaringen, een debriefing, nazorg. Dat gebeurde niet. Dus vroeg ik me wel af: wie zijn de uiteindelijke gebruikers van dit systeem? Geschoolde grafici met ontwerp-ervaring en kennis van de terminologie? Secretaresses met grafische vingers? Beleidsmakers met typografische liefde?’

Het was natuurlijk een unieke situatie dat ontwerpen van voorbeelddocumenten. Als ontwerper heb je volledige vrijheid. Je kunt de inhoud en de vorm bedenken want de instelling waar je voor werkt bestaat niet. En dat moet ook want de documenten mogen niet refereren aan een echt bedrijf. Je moet alleen aan de documenten kunnen zien waartoe het Océ 6000 systeem (typo)grafisch in staat is. Dat vonden ze bij de marketingafdeling een perfect idee en zodoende kregen we alle tijd om dit verder uit te werken. We hebben nog twee fictieve huisstijlen ontworpen. Voor een bank: i/B Insurance Bank. En een gemeente: de Gemeente Zwanenmeer.

Henk Lamers
Jeanne de Bont

Meer Henk Lamers & Jeanne de Bont >