Hoera, mijn mening doet er niet meer toe!

Mienke Simon Thomas

Column

Column | Mienke Simon Thomas

Twee jaar geleden ging ik met pensioen als conservator Vormgeving in Museum Boijmans Van Beuningen. Van de bijna dertig jaar dat ik daar werkte, eerst als ‘educatief-conservator’, vanaf 2000 als senior-conservator, heb ik bijna elke dag genoten. Het omgaan met de collectie, het contact met collega’s en vakgenoten over de hele wereld, het maken van tentoonstellingen en het schrijven van teksten, het gaf me – naast stress – vooral heel veel voldoening.

Toch was er één aspect van mijn functie waar ik al die jaren moeite mee bleef houden. Dat betrof het aankopen van nieuwe werk voor de verzameling. Veel mensen zullen hier niets van begrijpen: zij zien dit misschien juist het allerleukste facet van het werk van een conservator. Maar voor mij was dat dus beslist niet het geval. De aanhoudende twijfel over wat me op dit vlak te doen stond blokkeerde mij vrijwel constant. Waarom zou ik nu juist die vaas – fiets, lamp, tandenborstel – aankopen en niet die andere. Of juist misschien beter: kiezen voor een lepel, een kast of een scheerapparaat? Wie ben ik, dat mijn mening hierover doorslaggevend zou moeten zijn? Waarom zou mijn, particuliere oordeel het karakter van de museumverzameling moeten bepalen? 

Natuurlijk, ik had er voor doorgeleerd en kon meestal ook wel vertellen waarom ik de ene stoel mooier of vernieuwender vond dan de andere. Oftewel, ik was wel tot op zekere hoogte in staat de kwaliteit van die stoelen te beoordelen, maar honderd procent overtuigd van mezelf was ik nooit. En daarbij: was nóg een stoel voor de verzameling nu echt zo noodzakelijk? 

Een aspect van mijn onzekerheid was niet in de laatste plaats het geld dat met al deze potentiele aankopen gemoeid was. Dat maakte de twijfel ook nog eens tot een moreel dilemma. Wat zou er niet allemaal met die duizenden euro’s gedaan kunnen worden, als we niet die vaas kopen?

De gang naar kunst- en designbeurzen was om al deze redenen een ware bezoeking; als standhouders me aanspraken kreeg ik hartkloppingen. Bezoeken aan ontwerpers en verzamelaars zorgden voor slapeloze nachten. Want, hoe kon ik na vertrek in vredesnaam nog besluiten om toch niets van die aardige keramist te kopen of om iets van die vriendelijke verzamelaar als geschenk voor de collectie te accepteren? Ooit kreeg ik als gevolg van deze eigenschap zelfs het verwijt dat ik met mijn terughoudendheid het brood uit de mond van de hedendaagse pottenbakkers stal. Dat maakte dat ik me nog schuldiger en onzekerder voelde. 

Het museum heeft toch zeker wel een aankoopbeleid, zult u nu ongetwijfeld vragen. Er zijn toch kaders voor de uitbreiding van de collectie vastgesteld? Tja, dat is waar, maar tegelijkertijd bleken die kaders wel heel flexibel en veranderlijk. Of heel gemakkelijk te negeren. Wie mijn boek Voortschrijdend inzicht, over de ontwikkeling van de collectie vormgeving in Museum Boijmans Van Beuningen leest, zal hiervan snel overtuigd raken. Soms leek het bijna wel een beleidsdoel om de geformuleerde richtlijnen zo snel en zo rigoureus mogelijk te omzeilen. Het gegeven dat Boijmans in de allereerste plaats een kunstmuseum is en dat dus dit facet ook in de collectie vormgeving tot uitdrukking zou moeten komen, bleef echter al die jaren wel onaangetast in het beleid staan. Terwijl naar mijn stellige overtuiging vormgeving geen kunst is. 

Natuurlijk heb ik tijdens mijn loopbaan in het museum in Rotterdam veel over dit dilemma nagedacht. Ooit verzon ik bijvoorbeeld de volgende – totaal onhaalbare – oplossing: kunnen we niet elk jaar heel veel producten aankopen en dan na tien jaar een selectie maken uit onze aankopen van tien jaar geleden? Alles wat dan, om welke reden dan ook, nog van belang blijkt te zijn of als  ontwerp school heeft gemaakt, blijft in de collectie, de rest verkopen we. Ook maakte ik eens – om mijn dilemma te illustreren – een presentatie van tien ‘topstukken’ uit de collectie. Elk gepresenteerd object was een topstuk om een andere reden. Het ene was heel zeldzaam, het andere was heel kostbaar, het derde was onwaarschijnlijk virtuoos gemaakt, terwijl het vierde het oudste in zijn soort was. En natuurlijk keek ik hoe collega’s in andere musea te werk gingen. Zij leken mijn probleem totaal niet te delen en zagen in één oogopslag of iets een ‘goed’ ontwerp was of niet. Tenminste, dat vertelden ze mij…… 

Naarmate de jaren vorderden moest ik dus toch echt concluderen dat dit onderdeel van mijn functie bij mij niet in goede handen was. Was ik incompetent? Was ik te bang? Of groeide mijn weerzin tegen nieuwe aanwinsten juist omdat ik niet langer wilde bijdragen aan het vastleggen van een designgeschiedenis en – indirect – een canon waar ik niet helemaal achter sta? 

Als het er op aan komt, stel ik liever vragen en bestudeer ik slechts de producten en de wijze waarop ze tot stand kwamen. En maak ik veel liever tijdelijke tentoonstellingen waarin specifieke thema’s binnen de vormgeving behandeld worden. En eigenlijk maakt het me helemaal niet zo veel uit of die producten waar ik over schrijf mooi, bijzonder of innovatief zijn. Inderdaad, ook een tekst is een bijdrage aan de vormgevingsgeschiedenis, maar dan zonder iets voor de eeuwigheid vast te leggen op een plank in het depot. En met meer ruimte voor discussie, voor nieuwe inzichten en meer mogelijkheden om blinde vlekken te vullen en accenten te verleggen.

Daarom ervaar ik nu een grote vrijheid om mijn aankopen niet meer te hoeven verantwoorden: Wat heerlijk dat ik nu thuis ook Ikea lampen mag ophangen en gewoon die comfortabele, maar verguisde Hartman tuinstoelen mag blijven gebruiken. Onlangs kocht ik nieuwe koffiebekers bij Blokker.

Foto Mienke Simon Thomas: Lotte Stekelenburg

Meer Mienke Simon Thomas

Textiel | Materiaal

Henk van Reek, een totaal nieuwe dekenstijl (1958 – 1976)

Mienke Simon Thomas

30.10.2024
Bekijk alle 5 stories van Mienke Simon Thomas