Symposium ‘De Toekomst van Designarchieven’

Netwerk Archieven Design en Digitale Cultuur

Erfgoed | Longread

Tijdens de Dutch Design Week vond in het Van Abbemuseum het symposium ‘De Toekomst van Designarchieven’ plaats. In een goed gevulde zaal kwamen ontwerpers, archiefspecialisten, beleidsmakers en andere betrokkenen samen voor een middag die in het teken stond van het behoud, de waarde en de toekomst van ontwerpersarchieven in Nederland. Lees hieronder de samenvatting van de gesprekken.

Opening 
Eline de Graaf, van het Netwerk Archieven Design en Digitale Cultuur (NADD), opende het symposium. Ze vertelde hoe haar liefde voor archieven ontstond toen ze als conservator begon bij de rijkscollectie voor architectuur en stedenbouw. “Ik dacht, wat is dit? Dit is fantastisch, dit moeten we voor eeuwig bewaren,” zei ze over haar eerste kennismaking met de collectie van vier miljoen objecten. Maar voor ontwerpersarchieven, zo ontdekte ze, bestaat zo’n bewaarplek niet. “Heel veel archieven lopen daardoor het risico om te verdwijnen. Dat is heel jammer en dat is meteen een hele treurige nood,” aldus De Graaf.

Om die reden werd in 2021 het NADD opgericht, inmiddels een netwerk van meer dan zeventig partners, variërend van archiefinstellingen tot ontwerpbureaus en onderzoekers. Het NADD probeert zichtbaar te maken hoe rijk de archieven van ontwerpers zijn en waarom ze het waard zijn om bewaard te blijven. “Met elkaar proberen we een antwoord te zoeken op vragen als: waar kunnen archieven heen, waar kunnen instellingen elkaar vinden, en waar kunnen ontwerpers de instellingen vinden?” legde De Graaf uit.

Timo de Rijk, directeur van het Design Museum Den Bosch en tevens voorzitter van het Louis Kalff Instituut, onderstreepte het belang van archieven voor het ontwerpvak. Hij wees op het gebrek aan middelen en de noodzaak van gedeelde verantwoordelijkheid. Zonder archieven, zo stelde hij, bestaat het vak niet in historisch perspectief.

De praktijk van het archiveren
In een reeks gesprekken deelden ontwerpers hun persoonlijke ervaringen. Robert van Rixtel sprak met Bas Pruyser (1950), bekend van zijn straatmeubilair en de Capitole-afvalbak. Bas vertelde openhartig over het opruimen van zijn archief. “Ik ruim mijn designarchief vanaf 1973 op. Stapels folders, kokers met handgetekende kalks, dozen met schaalmodellen, prototypes, foto’s en video’s.” De aanleiding was praktisch: zijn werkkamer was overgenomen door kinderbedjes voor zijn vijf kinderen en zes kleinkinderen. “Ik moest. Het kon niet meer,” zei Pruyser over zijn opruimdrang. Toch voelde hij ook verdriet: “Ik heb hele mooie 3D-geprinte afvalbakjes… en dan denk ik, wie heeft hier nou nog belangstelling voor?”

Op de vraag of hij contact had gezocht met archiefinstellingen, antwoordde Pruyser: “Nou, nee. Eigenlijk niet.” Zijn ervaring met het Arend-archief was teleurstellend: “Na slechtere tijden van de kantoormeubelfirma, was niemand geïnteresseerd om er überhaupt naar te kijken. Dat archief van Arend is het allermooiste archief dat er bestaat. Daar zitten tekeningetjes van Kho Liang Ie in, van Friso Kramer, van Wim Rietveld, nog met de hand in perspectief getekend.” Uiteindelijk ligt het nu in een loods van Gispen,” vertelde hij. “We hebben geprobeerd het te laten digitaliseren, maar de offerte was 50.000 gulden. Toen zei de directeur: dat gaan we niet doen.”

Robert van Rixtel wijst op aankomende archieven: “Er komt nu de grote generatie van Droogdesign aan, die zijn inmiddels ook allemaal over de zestig. Die beseffen zelf nog niet dat ze een archief hebben wat waarde heeft. Dus er komt een vloedgolf belangrijke archieven aan waar geen oplossing voor is.”

Bas stelt voor om een kunststof archiefdoos te ontwikkelen met een schermpje en menu, zodat je weet wat erin zit: “Als ontwerper triggert het me wel om een leuk archiefdoosje te ontwerpen.

Job Meihuizen sprak met Ineke Hans (1966), een gerenommeerd ontwerper uit een jongere generatie. Zij herkende het dilemma. “Mijn probleem is dat ik best veel ruimte heb en alles bewaar. Het neemt vooral ook heel veel ruimte in beslag en dat begint te jeuken,” zei ze. Ineke Hans bewaart niet alleen dozen met labels erop, maar ook veel modellen en prototypes. Ze gebruikt haar archief regelmatig als inspiratiebron, maar worstelt met de vraag wat uiteindelijk bewaard moet blijven. Ze wees op het belang van richtlijnen: “Voor mij zou het best prettig zijn, dat je weet wat moet je dan eigenlijk bewaren, hoe doe je dat? Het is ook wel fijn om te weten of het eigenlijk belangrijk is dat dat archief van mij bewaard blijft of niet. Als er ergens een signaaltje komt van goh Ineke, je staat op een lijst, gooi niet alles weg, dat zou wel uitmaken of je die hele opruimexercitie gaat doen of niet.”

Eline de Graaf ging in gesprek met Floris Hovers (1976), een ontwerper van een nog wat jongere generatie. Hij vertelde hoe hij zijn archief vooral voor zichzelf gebruikt. “Ik ben een verzamelaar. Kan ook nooit niks weg doen.” Zijn werkplaats van 400 vierkante meter staat vol met modellen, prototypes en objecten. “Het komt regelmatig voor dat ik met iets bezig ben en denk: hé, ik heb toen dat eens gedaan, dat moet ik nog ergens hebben.” Hovers ziet zijn archief deels als iets dat al in de wereld is: “Doordat er verzamelaars zijn, mensen die je werk hebben aangeschaft, is je archief natuurlijk eigenlijk gewoon al in de wereld.”

Hij vertelde over zijn persoonlijke archief: “Ik heb een houten kistje dat ik ooit getimmerd heb. Dat heb ik nog steeds. En daar ben ik al mijn belangrijke dingen in gaan bewaren. Gewoon persoonlijk. Foto’s van vriendinnetjes, brieven, dingen. Dus dat is een soort van archivering van mijn eigen persoonlijke leven. Als mijn kinderen dat ooit een keer vinden denk ik dat ze heel veel lol gaan hebben. Zo zou je ook kunnen zeggen, geef alle ontwerpers die behoefte hebben aan archivering één box, ontworpen door Bas. En that’s it, daar moet alles in.”

Op de vraag of hij een hoop of verwachting had voor zijn archief, antwoordde Hovers: “Je hoopt dat er mensen zeggen, dat ene specifieke ding dat door Floris is gemaakt, dat moet bewaard worden. Ik zou het fijn vinden als een aantal dingen ergens op een vaste plek bij een organisatie bewaard blijven, die je zo ook weer terug kunt vinden. Dat zou ik wel supertof vinden.”

Institutionele uitdagingen
Na de persoonlijke verhalen volgde een panel met Timo de Rijk, Miriam van der Lubbe (Dutch Design Week, ontwerper) en Aukje Bolle (zakelijk directeur van Het Nieuwe Instituut). Van der Lubbe vertelde hoe zij met haar studio als een van de eersten deelnam aan het NADD Archieftraject. “We hebben iemand in de studio die elke week een aantal doosjes voor ons neerzet. Het is echt een helse klus,” gaf ze toe. Ze benadrukte het belang van duidelijke uitgangspunten: “Alle dozen met publicaties vallen buiten het archief. Alles wat niet door onszelf is geproduceerd, gaat weg. Maar we houden wel een verwijderlijst bij.”

Van der Lubbe pleitte voor een archief als gebruiksvoorwerp, niet als statische opslag. “Het Nationaal Archief in Den Haag is een voorbeeld. Daar komen dagelijks mensen, onderzoekers, wetenschappers. Je vraagt een stuk op en binnen twintig minuten ligt het voor je neus. Zoiets zouden we voor de designwereld moeten hebben.”

Timo de Rijk in gesprek met Aukje Bolle en Miriam van der Lubbe

Aukje Bolle legde uit waarom er voor architectuur wel een uitgebreide infrastructuur bestaat, maar voor design niet. “Wij zijn niet een archief, maar een collectie en we vallen onder de erfgoedwet, niet onder de archiefwet. Dat is heel technisch, maar wel belangrijk,” zei ze. “Voor architectuur en stedenbouw kun je de eindproducten niet bewaren, dus zijn de archieven belangrijk. Voor design ligt dat anders.” Het NADD is ontstaan vanuit de ondersteuningsfunctie van Het Nieuwe Instituut, niet vanuit een collectietaak. “We proberen nu met het netwerk en digitale tools inzichtelijk te maken wat waar is, maar een centrale plek voor designarchieven is er nog niet.”

Bolle wees op het belang van een collectieve aanpak: “We zouden met z’n allen, en dat doen we ook, de lobby moeten voeren om de politieke keuze te bepleiten”. Waarbij het NADD een duidelijk doel heeft: “Ervoor zorgen dat er niet aan het einde van de rit van veertig jaar wat kartonnen dozen en Albert Heijn zakken ergens voor een deur worden neergezet, maar dat ontwerpers al vroeg zelf beginnen met nadenken over wat moet er wel en wat moet er niet gearchiveerd worden.”

Mirjam, benadrukte dat het veld zelf ook meer kan doen: “Het is natuurlijk ieders eigen verantwoordelijkheid, denk ik, om in ieder geval goed te beginnen. En tegelijkertijd moeten we ook met elkaar die kritische massa maken om die stem veel harder te laten horen.” Ze riep ontwerpers op om gezamenlijk met de vuist op tafel te slaan: “Er zit hier gewoon echt een huge gap.”  Van der Lubbe sloot af: “Ik zou echt alle ontwerpers in de zaal willen oproepen om even goed te kijken op de site van NADD. Wat ze voor je kunnen doen in het zelf archiveren van je archief. Er staan veel handleidingen en tips in. Daar kan je echt veel aan hebben.”

Discussie en vragen uit het publiek
Uit het publiek kwamen kritische vragen, onder andere van Theo Groothuizen, voormalig eigenaar van Landmark. Hij vroeg waarom het na twaalf jaar praten nog steeds niet lukt om een koers te bepalen voor designarchieven. Timo de Rijk legde uit dat musea vaak geen archieven kunnen beheren vanwege hun collectiebeleid en gebrek aan middelen. “Een museum heeft geen archief, alleen een archief van zichzelf, maar verzamelt een collectie. Als je modellen aanbiedt, zijn ze geïnteresseerd, maar met een archief kunnen ze niks,” aldus De Rijk.

Er werd ook gesproken over digitalisering. “De eerste dingen die ik digitaal meenam van het bureau waar ik werkte, waren na een paar jaar al niet meer bruikbaar omdat het programma uit de markt was,” zei een architect uit het publiek. Aukje Bolle erkende het probleem: “We zijn begonnen met het digitaliseren van het archief, maar de dragers en bestandsformaten verouderen snel. Je moet steeds bijblijven.”

Diana Janssen, directeur van de BNO, onderstreepte het belang van archiefbewustzijn bij de nieuwe generatie ontwerpers: “De BNO is veel in gesprek met opleidingen om te zorgen dat er een nieuwe generatie goed opgeleide ontwerpers ontstaat. In onze trainingen wordt meegenomen dat er een bewustzijn gecreëerd wordt voor het zo vroeg mogelijk beginnen met het opzetten van een eigen archief.”

Een ander belangrijk punt was het gebruik van archieven. “De gebruiker is volgens mij hetgeen waarvoor je het doet uiteindelijk,” zei Van der Lubbe. “Maar dan moet je wel goed kunnen uitleggen wat er is en wat de gebruikswaarde is.” Ook werd gepleit voor meer samenwerking met opleidingen om archiefbewustzijn bij jonge ontwerpers te creëren.

Tijdens het symposium werd het spanningsveld tussen de wensen van ontwerpers en de eisen van historici en archiefinstellingen duidelijk zichtbaar. Robert van Rixtel vertelde over zijn gesprek met Ulf Moritz, die aangaf vooral herinnerd te willen worden als ontwerper van stoffen, terwijl hij andere, minder bijzondere opdrachten liever niet bewaard zag. Robert concludeerde: “Als je ontwerper bent en je bent nog niet dood, dan heb je het zelf in eigen hand wat er wel of niet bewaard wordt en hoe je herinnerd wilt worden. Na je dood bepalen historici wat ermee gebeurt.” Dit illustreert het verschil in perspectief: ontwerpers willen regie over hun nalatenschap, historici willen het liefst alles bewaren voor toekomstig onderzoek. Aukje Bolle benadrukte dat zolang een archief privé is, de ontwerper vrij is om te kiezen, maar zodra het in een collectie komt, gelden er strenge bewaarregels. De vraag “wat bewaar je, en wie beslist dat?” blijft daarmee actueel.

Oplossingen en toekomst
Het symposium eindigde met een oproep tot actie. “We zouden met z’n allen de lobby moeten voeren om de politieke keuze te bepleiten dat er ook voor design een centrale plek met bijbehorende middelen komt,” stelde Aukje Bolle. Van der Lubbe vulde aan: “Het veld zelf kan ook meer doen. Ontwerpers moeten gezamenlijk met de vuist op tafel slaan.”

De middag werd afgesloten met praktische tips: gebruik de handboeken van het NADD, begin vroeg met archiveren, werk samen en deel kennis. Maar de kern van de boodschap was duidelijk: zonder structurele, politieke keuzes en middelen dreigt een belangrijk deel van het Nederlandse designverleden verloren te gaan. Zoals Eline de Graaf het verwoordde: “Archieven zijn een diep menselijke uiting van cultuur. We maken kunst, we hebben cultuur en we verzamelen. Dat doen we. Maar nu moeten we het ook echt gaan borgen.”

Organisatie symposium: Netwerk Archieven Design en Digitale Cultuur (NADD) en Louis Kalff Instituut, erfgoedcentrum Industriële Vormgeving.

Fotografie: Dutch Design Daily

Meer Netwerk Archieven Design en Digitale Cultuur

Erfgoed

DDW25 – De Toekomst van Designarchieven

Netwerk Archieven Design en Digitale Cultuur

26.10.2025
Digitaal

Nieuwe website NADD

Netwerk Archieven Design en Digitale Cultuur

02.07.2025
Erfgoed

Regeneratieve archieven: een andere blik op design en digitale cultuur

Netwerk Archieven Design en Digitale Cultuur

20.06.2025
Bekijk alle 9 stories van Netwerk Archieven Design en Digitale Cultuur